NIEUWNIEUWNIEUW

http://ongeloveloos.blogspot.com/
En deze blijft, bedankt voor u attentie.

Onbewoner

Het is voorbij.
Dit moet het laatste beetje zijn.
Dit is het laatste stuk, dit staat nog over-
eind.

Is daar dan niemand die ziet
dat het uit elkaar valt,
dat hij uit elkaar valt.

De man die wacht,
tot hij er niet meer wonen kan
daar met gebroken ruit,
en voor de deur een scootmobiel.

Keuzes


Het is een verhaal van vallen, en weer opstaan. De planken kraken hier in de Jordaan, maar dat geeft niet. Ik heb mijn sigaret en mijn stoel waarmee ik zo over het plein aan de Lindengracht kan kijken. De mensen lopen, de benen gaan en soms dansen ze, aan de rand van de cafés waar niet gerookt mag worden. Ze kijken elkaar in de ogen en delen woorden, peuken en vuur.
Ik zit binnen, veilig op mijn stoel. Het was koud in het huis, want ik heb al jaren geen verwarming meer. Daarom stop ik vaak beide voeten in één pantoffel. Samen zijn voeten warmer dan alleen. Met rusteloze benen zit ik ongeduldig achter het raam. Het wachten had nu lang genoeg geduurd.
Ik rookte mijn laatste sigaret, drukte hem uit in de overvolle asbak naast het raam. Daarna veegde ik met mijn mouw de vochtvlekken van de ruit en keek naar de straten, de mensen ze liepen, de mensen ze praatten, ze renden en volgden ieder hun eigen weg.
De situatie werkte vervreemdend op mijn gedachten, en ik maakte geen keuzes. Maar het was nu of nooit. Ik pakte mijn schoenen, en keek naar mezelf in de spiegel om vervolgens met enkel een hand vol met bloemen de ontstopbare regen in te lopen. De liefde vraagt om offers. Romantisch zullen we zijn. En wel nu, ook al was de melk misschien reeds bedorven.

Ik ben de maker


Ik ben de maker van het gedicht                                                          
en schrijf over wat ik observeer
D.w.z. het vertellen van waar ik mij op richt 
Als een snaar doortrillend in dit tijdgewricht
ontstem ik de akkoorden
Maar ik doe het dan met woorden

Ik vertel over
angst, pijn en verlangen -                                                      
En jij bent de ontvanger                                                          
Verliefd zijn is voor mij een bezigheid
Net als houden van;
Maar bespaar me uw te persoonlijke aanhankelijkheid –
want een dichter maakt gewoon poëzie
bovendien, ik ben je moeder niet.

Ik ben de hoogste autoriteit van gevoel
en mijn hart kent ook verlangen.
Verwar het niet met angst of beven als ik tril –
Ik transformeer alleen het huilen van de wolven
tot een lied. Ik ben de vertolker van jouw leven,
of je nou wilt, of niet.


Herschreven gedicht, volgens eigen poëtica. Oorspronkelijk: Hans Verhagen, Ik ben de maker.

047

De kamer was onherkenbaar en de nacht werkte vervreemdend op mijn gedachten. Ik was blij dat jij keuzes maakte, want de woorden vielen bij mij niet op hun plek. Beloftes werden leugens en ik viel gewoon in slaap, net als iedere andere nacht.

Moment 5

De planken waren verweerd en je kon de trap alleen op met schoenen met dikke zolen. Er zaten spijkers in. Vanuit het hutje keek je over de weiden, waar schapen liepen. Ze hadden hun jas nog aan en de lentezon viel tussen de gerafelde gordijnen door, de boomhut in. Ze waren gemaakt van mijn buurvrouw haar oude jurken. Er werd geen woord gezegd daar binnen. De jongen, twee jaar ouder dan ik, keek me aan. Hij had halflang haar, een lelijke naam en heel veel action mans. Ik wilde zijn hand vast houden, maar hij stopte ze gauw in zijn zakken. Toen klom hij de boom uit. Ik zat van één tot vier alleen in de hut. Ik deed de gordijnen open en dicht en keek naar mijn nieuwe fiets die tegen de boom lag. Hij had een vlag, en kralen. De bomen ritselden, het rook er naar pas gemaaid gras. Ik zat daar maar.

Moment 4


De regen tikte tegen het donkergroene tentdoek. Het klonk alsof er buiten een man heel hard zat te typen op een typemachine. Onze slaapzakken waren aan elkaar geritst, waardoor er een tweepersoonsslaapzak ontstond. Het luchtbed was wel maar voor één persoon en de vloer was hard. Ik droeg een wollen trui en een pyjamabroek met beren. Pandaberen om precies te zijn. We zaten tussen de ballonnen en de slingers, en aten raketjes. De rode siroop droop langs je mondhoeken naar beneden, terwijl we woordpuzzels maakten, en scrabble speelden met Franse muziek op de achtergrond. Ik las je voor uit gedichten die ik zelf geschreven had.
Jij luisterde, of sliep.

Moment 3


Ik liep met grote passen over geel gekleurde tegels, met mijn hoofd naar beneden. Ik telde de vlekken. Hoog Catherijnen in de middag. Het was niet drukker dan normaal. Op de televisies waren witte flitsen en mensen deden hun verhaal bij mannen in uniform. Je wilde mij wat zeggen maar de woorden stokten, de geluiden werden dof en je lichaam verstijfde. Met een knal op de grond geraakt en twee minuten lang was je lichaam niet van jou. De hal vulde zich met publiek voor het theater. Er kwamen slangen en snoeren, alsof je een marionet was. De bewegingen niet van jezelf, maar door een ander gemaakt. Na een half uur was alles voorbij, poppenkast over, theater gesloten, de touwen weer doorgeknipt. Het is een verhaal van vallen, en weer opstaan.

Moment 2


De straat praat, de verwarming tikt en de man op de televisie heeft een snor. Hij zegt iets over het weer, maar ik kan hem niet vaak verstaan door het enthousiasme van voorbijgangers die mijn raam passeren. Ik zit op de vensterbank met een notitieblok en kijk naar de mensen. Het zijn er veel, voor een dinsdag. Buiten staat een blinde man. Hij gooit muntjes in een pratende parkeerautomaat. De man doet er buitengewoon lang over, dus teken ik hem op mijn papier. Hij heeft een hoed, een lange jas en ook een zonnebril. Het was herfst, zoals de besnorde man mij al eerder zei. Het waaide en net toen ik mijn raam sloot, zag ik de hoed van de man weer. Hij zat niet meer op zijn hoofd, maar lag in een plas, zes meter verder dan het bankje waarop de man was gaan zitten. Er was niemand die hem hielp. Ook ik niet.

Moment 1


Maandag kwam maar niet en ik zat al een tijd te wachten. Ik had koffie en thee, en ook nog sinaasappelsap. Ik at, een ei en een boterham met kaas, terwijl jij het achterwerk van de vpro-gids voorlas. Soms kruimelde ik, en veegde het weer weg met mijn handen, van de bank naar de vloer. Het verplaatsen van het probleem. Ik blies in mijn thee, opdat het kouder werd en jij stopte je voeten onder mijn billen. Ik hoorde vogels en mensen die trappen op en af renden. Ik roerde door mijn thee, daarna met dezelfde lepel door mijn sinaasappelsap en ik wachtte op maandag. Drie maal liep ik naar de brievenbus, hek open, hek dicht. Dinsdag was de vorige keer wel meegegaan. Maandag is nooit op komen dagen en ik dronk mijn koffie niet op.

Dronken, maar nog niet geheel. Kut, dat wel.


Al die keren dat ik wakker werd naast jou. Ik vertelde dat je haren mooi waren, omdat ze glansden door het zonlicht dat maar net door de gordijnen naar binnen kon kruipen. We aten taart, speelden gitaar, en verkleedden ons als Max en de Maximonsters. Ik zei dat ik gelukkig was, dat niemand me ooit geleerd had gelukkig te zijn, maar dat dit gevoel het dichts bij geluk kwam.

Ik stapte op de trein, fluisterde in je oor dat ik snel weer bij je zou zijn. Elke dag schreef ik je ansichtkaarten en versierde ze met de 64-kleuren krijtjes van de HEMA. Ik vertelde je dat ik je miste, en we stuurden Zweedse puzzels over en weer.

Ik zou terug komen, maar met kerst stond plots de liefde van mijn leven voor mijn deur. Alle vierendertigberichten en negentachtig telefoontjes, ik heb ze nooit beantwoord.
Ik ken geen spijt, maar ik denk dat dit gevoel er het dichts bij komt.
Sorry.

046

Het enige wat ik eigenlijk dacht, was dat ik jouw bril lelijk vond. Dat het niet paste bij je hoofd en dat als je een rechte pony hebt, je sowieso nooit een bril moet dragen.
Ik vind mezelf gemeen om jou lelijk te vinden, om niet meer te kunnen zien wat ik ooit zo leuk aan je vond. Voor mij ben je echt niks meer, je bent een omhulsel met starende lege ogen. En ik denk niet dat je nog praten kan.

Soms probeer ik te herinneren hoe het voelde om verliefd op jou te zijn, ik kan het niet. Ik weet het niet meer. Ik kan me niet heugen, ooit gelukkig met jou te zijn geweest en ook dat is best gemeen. 

045

Ik wil met dingen gooien, tafels stapelen en er bovenop gaan zitten. Vandaag ben ik koning, vandaag bepaal ik wat er gebeurt. Jij mag niet op mijn stoelen zitten, en ren maar rondjes om mijn fort. Het fort waar ik mij veilig voel, waar ik kan doen wat ik wil en waar we pizza dubbelvouwen voordat we het achter onze kiezen stoppen.

044

mis me net zo als ik alleen jou missen kan,
en kus me geen gedag maar goedemorgen. 

043

Stond ik daar in een zwembad, het was er ziek groot. Oostenrijk, vond ik. Maar ik geloof niet dat het Oostenrijk was, ook al waren het dezelfde glijbanen. Het dak was hoog en het golfde een beetje. De kleur van de lucht was onheilspellend, maar het mocht de pret niet drukken.
Ik rende over natte tegeltjes, het water spette omhoog en plots liep ik daar allemaal jongens tegen het lijf. We zaten in dezelfde klas op de basisschool. Al die jongens. Eén is al dood, hij zat in een rolstoel. Ze kwamen in een kringetje om me heen zitten. Ik geloof dat we vrienden waren. Jij was er ook. Ik wilde je voorstellen, want ik was trots op je.
Ik weet niet of we tegen elkaar praatten maar ik zag nog twee jongens aan komen lopen. Ik wist de namen van allebei. Lex en Willem. Willem was altijd verliefd op mij. Hij heeft me achttien keer verkering gevraagd, ik durfde niet. Ik was toch wel verliefd? Ja, ik was 10 en verliefd op Willem. Nu droeg hij een handdoek. Als een soort cape. Hij leek wel koning, en hij was vriendelijk.
Ik geloof dat ik weg liep, met jou. Alles met jou, ik wilde niks zonder je doen. Het begon te onweren. Eerst leek het nog niet zo erg, maar dat kwam wel. Het begon te stormen en mensen gingen dood. De bliksem sloeg overal in, en er was hagel. Ik wilde je redden. We renden over verschillende verdiepingen van het zwembad. Beneden, daar was je vader. Hij vroeg me hem te bellen. Ik weet niet waar jij toen was, maar de telefoon deed het niet. Er kwam een soort gemompel uit en je vader bleef het maar heel hard tegen zijn oor drukken. Toen zag ik jou weer. Ik pakte je hand en vluchtte. Je geloofde niet dat ik wist wat ik deed, en om ons vielen doden. Ik trok je mee, naar een deur. Je zei dat dit niet de goede oplossing was, maar ik vond van wel, dus heb je erin meegetrokken. We gingen door een deur en ik werd opgezogen. Ik kwam in een andere kamer, waar het veilig was. Jij was er niet. Je was er heel lang niet en ik kreeg spijt. Ik wachtte. En daar was je plots, pas toen voelde ik me weer fijn.

042

 

041

Het geeft niks, want "een goede schrijver die heeft alleen verdriet en kent het ander niet".

040

Misschien had ik moeten springen toen ik het kon, toen jij gilde dat ik het moest doen. Die keer dat ik met beide benen boven de afgrond hing. Ik hoefde met mijn handen maar een klein zetje te geven en het bloed was langs mijn hoofd gedropen. Het had de stoep gevuld en mensen hadden gegild. Ze hadden emotie getoond, tranen laten rollen. Emmers gevuld en verder gegaan met leven. Dan waren we nu allang vergeten van het meisje dat in haar onderbroek uit het raam was gesprongen op de Oranje Nassaulaan 12i.

039

Morgen tien dagen lang naast jou wakker worden, in slaap vallen en vergeten van de wereld. Ik hoop dat de lucht daar fijner smaakt en het gras er groener is. Dat de wolken er net beestjes zijn en we elkaar kusjes geven.

038

Het ging eerst over poesjes, maar al snel over seks.

037

Ik maak verkeerde keuzes en vind de weg niet meer terug. Jij kijkt me aan met grote zwarte pupillen. Je bent leeg en weet niet meer waar je bent. Ik wil je vangen maar ook ik ben niet sterk genoeg, mijn armen niet lang genoeg. Ik zal nooit goed genoeg zijn, om jou te mogen vangen. Ik zak alleen maar verder weg.
Weg, in het zwart van jouw ogen.

036

Achterover vallen in het gras. Ik vertel je een verhaal, over hoe stom de dag was. Hoe lelijk de lucht vandaag en dat ik de zon en jouw kussen mis. Plots vallen de druppels van boven naar beneden. Soms op mijn neus, soms op mijn wang. Ik klaag dat het regent, maar jij pakt mijn hand vast en verzekert me dat het meeste er toch naast valt.

035

Het plukje haar zit precies op het plekje waar ik je zoenen wil. Met mijn vingers veeg ik het voorzichtig van je voorhoofd. Jij duwt mijn hand weg en doet je haar weer zoals het voorheen zat. Geeft niet, ik kus wel door jouw haren heen, want ik zal en moet je kussen, precies daar.

034

Ik mis je zo.

033

Het liefst lig ik naast je, val ik in je armen in slaap, krijg ik kusjes en hoor ik jou zeggen dat je van me houdt. Dan lach ik en wil ik zeggen "ik ook van jou" maar zeg dan liever "ik houd van jou".

032

Ik wilde even in je oor fluisteren dat ik ben aangenomen bij Creative Writing.

031

Ik zag je voor het eerst op de Dam, je drukte mij zachtjes tegen je aan en ik wilde je even niet meer loslaten. We dronken en praatten alsof we elkaar al jaren kenden. Woeien weg in het Vondelpark en ik was zo blij met jou.
Ik mis de tent van Koninginnedag, de slingers, maar er valt niets meer te vieren. Jij ziet het toch niet meer. Het is voorbij. Weg ballonnen, weg raketjes in bed, geen nachtelijke spelletjes en sigaretten. Nooit meer praten tot de zon op komt, tot de tijd en dagen vergeten zijn. Geen wijn en bier en koffie met teveel melk.
Kon ik je maar weer even zo zachtjes tegen me aandrukken, en dat jij dan even niet los zou willen laten. 

030

Mensen die ik niet ken op foto's. Ze lachen, en liefst wil ik weten waarom. Eigenlijk wil alles van je weten, wat je het liefst doet op een zonnige dag, hoe je jouw koffie drinkt, en hoe je haren ruiken. Of je rookt, welke kleur je het liefst je nagels lakt.
Ik ken je niet, maar misschien leren wij elkaar ooit kennen. Doe je jouw haren dan net zoals "op Facebook" en lach dan net zo echt als "op Facebook", en vertel je me dan waarom? Dan beloof ik een "vind ik leuk" voor jouw snoet.

029

Jouw haren waren heel erg lang, je zat er in je eentje mooi te wezen en te lachen. Er waren heel veel mensen die wij kenden. Ik verstond ze niet want de klanken waren dof en ik kon niks dan kijken, terwijl buiten grote sneeuwvlokken vielen. Het liefst wilde ik door je haren aaien, maar jij kende mij nog niet. De deuren waren hoog en jij kon niet bij de klink. We hadden een slee en zochten naar een meisje, maar ik had haar allang gevonden, maar toen was jij weer kwijt.

028

"Jij mag gelukkig zijn, als ik het zo lees."

Dat negennegentig procent van mijn schrijfsels verzonnen is, maakt verder niet uit.

027

Ik dacht dat de ergste pijn, altijd zoals die ene keer naakt in de sneeuw zou zijn. Dat ik mijn voeten was verloren en de alcohol zijn werk niet meer deed. Dat het warme water op mijn rug brandde alsof jij met glasscherven op mijn rug had geschreven dat ik niet goed genoeg voor je was.

026

Mijn bril staat scheef op mijn neus en het bloed druipt over mijn lippen naar beneden, de wasbak in. Ik teken een hartje en spoel het weg met het water. De spiegel is aangeslagen en ik stap in mijn ondergoed en mijn shirt onder de douche.
Het witte shirt plakt aan mijn lichaam en tussen mijn tenen gaat het bloed van de liefde. De douche is te heet maar op mijn knieën kan ik niet bij de kraan.
Laat mij de pijn maar voelen, het was toch altijd mijn schuld.

025

Wakker worden, aan jou denken, en weer in slaap vallen.
Dat is wat ik doe dezer dagen.

024

Een blinde vrouw in een boerka.

023

Ik wil je dingen vertellen, dingen van je weten, maar wij praten niet meer.
Ik hoop nog iedere dag wat van je te horen, al was het maar een simpele sms met, "ik mis je wel, zo" net als de eerste keer toen we elkaar vergaten te spreken.

Lieve Lotte, ik mis je zo.

022

In bed met een paraplu spelen we "Ja Zuster Nee Zuster" na, de andere negenennegentig liedjes van Annie M.G. klinken door het huis en ik val op je buik in slaap. Zo zou het altijd mogen zijn.

021

Ik stapel glazen jampotjes met rupsen en spinnenetjes. Ik wil niet dat de spin Sebastiaan heet en van rupsen krijg je nooit genoeg, ze worden vlinders. Wij worden ook wat ouder, maar krijgen nooit de vleugels om te vliegen.
We kregen benen om te vluchten, en ik nog korte ook.

020

Je benen bungelen in de Leidsevaart. Ik denk aan hoe jij mij voor het eerst zoende. Je steekt een sigaret op en je rookt hem het allermooist van alle meisjes op de aarde. Ik wil niets liever dan de tabak in mijn mond proeven, wanneer jij je lippen zo fijn op de mijne drukt. Je handen door mijn haren en jouw vest over mijn schouders om de nacht te vieren.

019

"Lekker mmmm"

018

Je onderbroek zakt halverwege je billen, een gat in je panty en je shirtjes zijn te groot. Zonder kleren ben je nog mooier maar ondanks dat de kleren te groot zijn, passen ze jou. Trek je sokken op, druk kussen op mijn wangen en strik je veterlaarsjes.

017

Ze danste iets mooier dan ik had verwacht. Het was vervreemdend en haar benen waren zo dun. Ik kon niet stoppen met kijken en haar bewegingen maakte me zeeziek.

Ik wil je in een doosje stoppen en je laten dansen wanneer ik wil. Jij moet mijn poppetje zijn, dansen op mijn melodieën zonder touwtjes, maar op eigen spaghetti benen.

016

Als ik drie schapen had hield ik van alle drie evenveel, maar van jou het allermeest.

015

Dat je jarenlang mijn leven hebt gelezen, maar ik niks van jou weet. Alleen dat je een eigen tekenfilm had en dat ik liever jouw familie zou hebben dan die van mezelf.

014

Ik schrijf een boek. Ik ben geen schrijver, maar wil het wel graag worden.

013

Liefde is het achterwerk van de VPRO-gids voorlezen onder het genot van kopjes thee en stiekeme kusjes.

012

Het restant van een koekje op de bodem van je theeglas treffen bij het laatste slokje.

011

Kusje op je neus

010

Hij woont in een hutje, maar het past niet. Hij is te groot en wil niet opendoen. De blaadjes vallen van de bomen maar alleen links. De boom wordt niet kaler maar de rivier wel leger. Kom maar op met die druppels die mijn emmer doen overlopen.
Ik vul mijn rivier.

009

Hertjes van plastic, ze stonden daar allemaal op een rij. Ik gaf ze namen en mocht ik ooit liefdesverdriet hebben, smelt ik alle pootjes aan elkaar en breek ik jouw benen.

008

Ga je mee eendjes uit een vijver stelen?

007

Ik zing mee met de muziek, dans op beide benen en kijk in de spiegel. Het kan er mee door - net -. Dan draai ik de sleutel om, zeg mijn huisje gedag en wandel over de stoeptegels waar ik het liefst op schrijf dat ik even weg ben, maar nooit vergeet aan jou te denken.

006

In de winter schoor ik negen weken mijn benen niet.

005

wijn wijn wijn,
omdat mijn schoenen
jarig zijn

004

Discoblowen

003

Vroeger zeiden ze in tekenfilms nog, "ze wilde met me trouwen en ik hoefde haar niet eens te ontvoeren". Nu vrees ik dat er geen andere optie is. 

002

Laten we kussen op elkaars neus drukken, zachtjes lachen en in onze tent blijven wonen. Dan ben jij de indiaan en heb ik een stokpaard. De kerstversiering is onze sterrenhemel en met rooksignalen vertel jij mij hoeveel je van me houdt, gewoon zoals het vroeger ook nog kon.

001

Ik vind mijn tieten mooier als mijn tepels hard zijn.