Moment 1


Maandag kwam maar niet en ik zat al een tijd te wachten. Ik had koffie en thee, en ook nog sinaasappelsap. Ik at, een ei en een boterham met kaas, terwijl jij het achterwerk van de vpro-gids voorlas. Soms kruimelde ik, en veegde het weer weg met mijn handen, van de bank naar de vloer. Het verplaatsen van het probleem. Ik blies in mijn thee, opdat het kouder werd en jij stopte je voeten onder mijn billen. Ik hoorde vogels en mensen die trappen op en af renden. Ik roerde door mijn thee, daarna met dezelfde lepel door mijn sinaasappelsap en ik wachtte op maandag. Drie maal liep ik naar de brievenbus, hek open, hek dicht. Dinsdag was de vorige keer wel meegegaan. Maandag is nooit op komen dagen en ik dronk mijn koffie niet op.