Moment 5

De planken waren verweerd en je kon de trap alleen op met schoenen met dikke zolen. Er zaten spijkers in. Vanuit het hutje keek je over de weiden, waar schapen liepen. Ze hadden hun jas nog aan en de lentezon viel tussen de gerafelde gordijnen door, de boomhut in. Ze waren gemaakt van mijn buurvrouw haar oude jurken. Er werd geen woord gezegd daar binnen. De jongen, twee jaar ouder dan ik, keek me aan. Hij had halflang haar, een lelijke naam en heel veel action mans. Ik wilde zijn hand vast houden, maar hij stopte ze gauw in zijn zakken. Toen klom hij de boom uit. Ik zat van één tot vier alleen in de hut. Ik deed de gordijnen open en dicht en keek naar mijn nieuwe fiets die tegen de boom lag. Hij had een vlag, en kralen. De bomen ritselden, het rook er naar pas gemaaid gras. Ik zat daar maar.