Moment 2


De straat praat, de verwarming tikt en de man op de televisie heeft een snor. Hij zegt iets over het weer, maar ik kan hem niet vaak verstaan door het enthousiasme van voorbijgangers die mijn raam passeren. Ik zit op de vensterbank met een notitieblok en kijk naar de mensen. Het zijn er veel, voor een dinsdag. Buiten staat een blinde man. Hij gooit muntjes in een pratende parkeerautomaat. De man doet er buitengewoon lang over, dus teken ik hem op mijn papier. Hij heeft een hoed, een lange jas en ook een zonnebril. Het was herfst, zoals de besnorde man mij al eerder zei. Het waaide en net toen ik mijn raam sloot, zag ik de hoed van de man weer. Hij zat niet meer op zijn hoofd, maar lag in een plas, zes meter verder dan het bankje waarop de man was gaan zitten. Er was niemand die hem hielp. Ook ik niet.